Er wordt wat afgeklaagd over al die vreemde woorden in het Nederlands. Maar hebt u al ooit een Japanner horen klagen over al dat Nederlands in zijn Japans? Nee. En toch heeft hij er reden genoeg toe.
Ruim tweehonderd jaar lang, van het begin van de 17e eeuw tot het begin van de 19e eeuw, hadden de Nederlanders een stevige voet aan de grond in Japan. Ze dreven uiteraard handel – zo kennen we ze wel – maar ze hadden ook veel invloed in de wetenschap. En dat horen de Japanners nog steeds in hun taal.
Natuurlijk brachten de Nederlanders hun scheepstermen mee: dokku, dekki, konpasu, madorosu, masuto. Maar kennelijk – en dat is toch wel wat onverwacht – hebben ze de Japanners ook leren eten en drinken. Hoe komen die anders aan woorden als: biru, kohi, mesu, safuran en zelfs koku?
Het moet toch niet altijd peis en vree geweest zijn, want de Nederlanders hebben de Japanners ook ‘hisuteri’ (hysterie) gebracht. Maar hoor je de Japanners daarover klagen? Nee, tenminste niet over het woord.