Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Nederlands in het Frans

Er wordt wat afgeklaagd over al die vreemde woorden in het Nederlands. Maar hebt u al ooit een Fransman horen klagen over al dat Nederlands in zijn Frans? Nee. En toch heeft hij er reden genoeg toe.

Er is niets zo Frans als mode en toch is een sleutelwoord uit het vak gewoon Nederlands. Wat anders is een ‘mannequin’ dan een Oudnederlands manneke? Zelfs al is het een vrouw.

De Fransen hebben veel woorden uit de scheepsbouw en de zeevaart van ons. Scheurbuik werd ‘scorbut’, kajuit werd ‘cajute’, bakboord ‘bâbord’, dijk ‘digue’, duin ‘dune’. Een zeil kun je ‘hisser’, hijsen, en vervolgens weer – dit gelooft u nooit – ‘affaler’, afhalen.

Maar ook in recenter tijden hebben de Franstaligen goed naar ons geluisterd. In Frankrijk staan ze ’s ochtends stil op ‘le périphérique’, maar bij ons staan ze stil op ‘le ring’. Voor het milieu zouden al die auto’s beter op ‘colza’ rijden, jawel koolzaad.

Maar hoor je iemand klagen over de ring? Nee, tenminste niet over het woord.