Er wordt wat afgeklaagd over al die vreemde woorden in het Nederlands. Maar hebt u al ooit een Duitser horen klagen over al dat Nederlands in zijn Duits? Nee. En toch heeft hij er reden genoeg toe.
Toegegeven, je hoort het niet zo vaak, maar een Duitser eet soms ook een ‘Apfelsine’, een appelsien, een sinaasappel. Misschien net iets vaker eet hij een ‘Auster’, een oester.
Net als het Frans en het Engels heeft het Duits vooral woorden uit de scheepvaart en de waterbouw overgenomen. Een ‘Matrose’ slaapt in zijn ‘Koje’ in een ‘Hängematte’ en wordt pas wakker als zijn schip ‘Havarie’ opgelopen heeft en naar de ‘Werft’ moet, doordat het op de ‘Klippe’ is gevaren. En de Duitsers hebben intussen ook ontdekt dat wij goed zijn in ‘baggern’.
Maar onze grootste bijdrage aan het Duits zijn onze wiskundige termen. In de zestiende bedacht Simon Stevin – niet te geloven dat iemand ze bedacht heeft – termen als driehoek en rechthoek, aftrekken en delen. De Duitsers hebben die overgenomen als ‘Dreieck’ en ‘Rechteck’, ‘abziehen’ en ‘teilen’.
Al hebben we de Duitsers niet veel woorden bijgebracht, we hebben ze wel leren rekenen.