Eindelijk komt er een eind aan de donkerste dagen van het jaar. Eindelijk komt er weer licht in het leven. De kersttijd is er weer, de hoopvolle dagen rond Kerstmis en nieuwjaar. Genoeg gezwetst. Is het je opgevallen, beste lezer, dat subtiele spel van hoofdletters en kleine letters dat elk jaar weer de deelnemers aan het Groot Dictee tot wanhoop drijft?
Veel mensen denken nog altijd dat de spelling helemaal geregeld is in de Woordenlijst. Zalig zij die mijn taalstukjes lezen, want zij weten dat dat niet klopt. Over het gebruik van hoofdletters bijvoorbeeld is de groene bijbel allesbehalve duidelijk. “Namen van feestdagen, tijdperken en historische gebeurtenissen krijgen een hoofdletter,” schrijft hij, “tenzij de naam onderdeel uitmaakt van een samenstelling of een afleiding.” Op het eerste gezicht lijkt dat eenvoudig. Mét een hoofdletter spel je namen als de Oudheid, de Middeleeuwen, de Slag bij Nieuwpoort, de Rococo, Kerstmis, Pasen, Hemelvaart en Prinsjesdag. Zónder hoofdletter spel je de samenstellingen en afleidingen die je ermee kunt maken: hemelvaartsdag, middeleeuws, renaissancistisch, tweede paasdag. En hartelijk dank, mensen van het personeelsrestaurant, voor het kerstmenu. Met een kleine k, al was het kookkunst met een grote K.
Maar zo eenvoudig kan het in het Nederlands natuurlijk niet zijn. Ondanks zijn eigen regels schrijft de Woordenlijst een aantal namen toch met een kleine letter: carnaval, oudejaar, nieuwjaar, advent, kerst. Die zijn zo ingeburgerd, merkt de Spellingwijzer fijntjes op. Maar Oud en Nieuw spel je dan weer wél met een hoofdletter.
Soms hebben de regels van de Woordenlijst uiterst schrijnende gevolgen. Sinterklaas krijgt een hoofdletter, maar die arme kerstman moet het met een kleine letter doen. Hij is een samenstelling.