Maandagochtend, klokslag 7 uur. Zoals op elke werkdag springt de radiogestuurde wekker ten huize van de heer en mevrouw Hendrickx met de precisie van een atoomklok aan bij de eerste piep van het journaal op Radio 1. De heer Hendrickx, die niet bekendstaat als een ochtendmens die bij de eerste piep uit zijn bed springt, soest rustig door en luistert maar met een half oor naar wat er in de wereld gebeurd is.
“In Peru heeft de links-nationalistische gewezen legerofficier Humala 28 procent van de stemmen gekregen in de presidentsverkiezingen. Dat blijkt na telling van een derde van de stemmen. Zijn conservatieve rivale Lourdes Flores haalde ruim een kwart en de linkse gewezen president García een procentje minder.”
Geërgerd draait de heer Hendrickx, van beroep taaladviseur bij de VRT, zich om. Hoe dikwijls heeft hij niet gezegd dat je een luisteraar niet moet laten rekenen? Daar heeft die luisteraar geen tijd voor terwijl hij naar het nieuws luistert. “Een kwart, hoeveel is dat ook alweer? O ja, 25. En daar nog een procentje af. Dat is dus 24. Waarom zeggen ze dat dan niet meteen?”
De heer Hendrickx weet waarom ze dat niet doen. “Je kunt toch niet altijd ‘procent’ zeggen? Een beetje afwisseling kan toch geen kwaad? En wordt de luisteraar niet tureluurs van al die precieze getallen?” De heer Hendrickx kent de argumenten van zijn collega’s. Maar toch wil hij liever niet rekenen op een maandagochtend om klokslag 7 uur.