Vijftien jaar lang hoor je niets meer van een ex-collega. Toevallig komt hij erachter dat je taaladviseur van de VRT bent en prompt moet er iets van zijn lever. “Mijn nekharen gaan overeind staan als ik ze weer eens hoor zeggen dat het viaduct van Vilvoorde zopas weer vrijgemaakt ‘werd’.” “Of ligt dat aan mijn roestige taalgevoel?”, vraagt hij zich retorisch af.
Volgens mijn ex-collega – we zullen hem voor het gemak Geert noemen – ‘is’ de weg zopas vrijgemaakt, en gelijk heeft hij. Misschien kun je hem (en mij) wat makkelijker volgen als we er een actieve zin van maken. Ik neem aan dat iedereen spontaan zegt dat ze de weg zopas ‘vrijgemaakt hebben’. Niemand – dat hoop ik tenminste – denkt er ook maar even aan om te zeggen dat ze de weg zopas ‘vrijmaakten’.
Tegen linguïsten (zoals Geert) zou ik daarover zeggen dat het perfectum hier noodzakelijk is, aangezien het resultaat van de werking voortduurt tot het spreekmoment en het over een incidenteel gebeuren en niet om een werking van onbeperkte duur of een gewoonte gaat, wat het gebruik van het imperfectum geheel uitsluit. Tegen leken (zoals jij, beste lezer) zeg ik gewoon: als je wilt zeggen wat er net gebeurd is, dan gebruik je een voltooid tegenwoordige tijd. Heb je het gemerkt? ‘Gebeurd is’, niet ‘gebeurde’. ‘Heb gemerkt’, niet ‘merkte’.
Een passieve zin maakt het er allemaal niet makkelijker op. Even terug naar de lagere school: bij de actieve zin “ze maken de weg vrij” hoort de passieve zin “de weg wordt vrijgemaakt”, bij “ze maakten de weg vrij” hoort “de weg werd vrijgemaakt”, en bij “ze hebben de weg vrijgemaakt” hoort “de weg is vrijgemaakt”. Je mag er ‘geworden’ bij denken. Als je het maar niet zegt of schrijft. En meteen heb je met de voltooid tegenwoordige tijd de passiefverketteraars de mond gesnoerd: ze hebben geen ‘worden’ gehoord en hebben niet eens door dat je een passieve zin gebruikt hebt. ‘Gebruikt hebt’. Juist.