Hoe noemt dat?

Succes verzekerd. Schrijf deze kop boven een column en je stuk wordt ongetwijfeld gelezen door elke Vlaming die ervan overtuigd is dat het Nederlands verloedert. Niets werkt beter als lokaas dan ‘hoe noemt dat’ in de titel van een stuk.

Een paar weken geleden was het weer zover. Eind vorig jaar ben ik na bijna een kwart eeuw gestopt als taaladviseur bij de VRT en daar hoorden afscheids­interviews in de krant bij. En ja hoor, ‘De Morgen’ citeert mij in de kop: ‘Ik ben er vrij zeker van dat “Hoe noemt die?” over vijftig jaar standaardtaal is’.

Voor de Nederlandse lezers die niet weten waar het over gaat: veel Vlamingen zeggen ‘hoe noemt dat’ in plaats van ‘hoe heet dat’. In Nederland is ‘groter als’ of ‘een aantal mensen zijn’ een dingetje, in Vlaanderen is ‘hoe noemt dat’ een zaak van staatsbelang.

Geert van Istendael, de bedenker van de term ‘Verkavelingsvlaams’ voor de informele taal die in Vlaanderen gesproken wordt, reageert in een essay dat de Nederlandse taal zijn vaderland is. Een taalkundige die oppert dat ‘hoe noemt dat’ misschien over vijftig jaar standaardtaal is, besteelt en belaagt zijn vaderland.

Ik durf het hier nauwelijks te zeggen: dat onpatriottische gebruik van ‘noemen’ staat ook in de ‘Dikke Van Dale’. Terecht. De Dikke schrijft op wat mensen zeggen en verklaart de betekenis ervan. Het zou heel vreemd zijn als de Dikke dat ‘noemen’ niet zou noemen, alsof het niet zou bestaan als je erover zwijgt.

Maar de Dikke voegt er ook aan toe dat het gebruik van ‘noemen’ in de zin van ‘heten’ beperkt is tot het Nederlands in België én dat het ook daar ‘niet algemeen’ is. Lees: voor heel wat mensen is het geen standaardtaal. Maar het zou me, zoals gezegd, niet verbazen als dat label er over vijftig jaar niet meer bij staat.

Deze column is eerder verschenen op de website van Van Dale.