Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Over directrices en vroedmannen

We kennen elkaar nu ook weer niet zo goed, maar toch heb ik een donkerbruin vermoeden dat ik Mieke Berendsen moeiteloos op haar paard kan krijgen. Niet dat ik het meteen zal proberen, dat laat ik aan anderen over. Wil iemand haar eens aanspreken met ‘mevrouw de directrice’ en me vertellen hoe ze reageert?

Het is me al vaak gevraagd hoe vrouwen genoemd willen worden. Wist ik het maar. De ene wil redacteur zijn, de andere redactrice. De ene staat erop dat ze lerares is, de andere is leraar. En wedden dat we hier nooit een gedelegeerd bestuurster zullen hebben? Tenminste niet iemand die zich zo noemt.

Toegegeven, vrouwen hebben het niet altijd makkelijk. Voor sommige functies bestaat er zelfs geen vrouwelijke naam, of die is op zijn minst ongewoon. Niet toevallig gaat het meestal om hoge posten, waar vrouwen vroeger ver van weg moest blijven: minister, burgemeester, gouverneur, hoogleraar.

Soms is er een subtiel verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke vorm. Denken we niet meteen aan strenge kostschool als we het over een directrice hebben? Schrik dan ook niet als Mieke Berendsen je een dreun geeft als je haar ‘mevrouw de directrice’ noemt.

Mag ik een paar tips geven? Vrouwelijke aanduidingen op ‘-ster’ klinken heel gewoon. Met vrouwelijke vormen op ‘-trice’ en ‘-euse’ moet je oppassen: die klinken soms gezocht. En ten slotte: vraag aan de vrouw zelf hoe ze genoemd wil worden.

Gek toch dat wij mannen van onze beroepsnaam helemaal geen probleem maken. Hebben wij een beroep dat vroeger typisch vrouwelijk was, dan passen wij – soepel als we zijn – de naam gewoon aan. Heb jij al een man zich ‘vroedvrouw’ horen noemen? Nee, toch. Maar die vrouwen …

PS: In Vlaanderen is ‘vroedvrouw’ de officiële functietitel, ook voor een man.