Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Ankerknoop

Achteraf bekeken had ik misschien gewoon moeten zeggen dat ze beter een ander woord hadden kunnen kiezen. Maar ik kan er ook niet omheen dat het woord waar het om ging intussen wel het gebruikelijke woord geworden is. “Nieuwsanker, is dat alleen maar onzijdig zoals in Van Dale staat?”

Volgens Van Dale is het simpel. ‘Anker’ is een het-woord – al heten heel wat cafés ‘Den anker’ – en dus is ook de samenstelling ‘nieuwsanker’ een het-woord. Maar in de praktijk hoor je ook geregeld ‘de nieuwsanker’. “Het klinkt toch vreemd als je een mens onzijdig maakt, nee?”

Zo ongewoon is dat onzijdig voor een mens niet. We zijn allemaal ‘het kind’ van onze ouders en later worden sommigen van ons ‘het hoofd’ van een bedrijf. En toch vinden we ‘het nummer 1 van het tennis’ langzamerhand minder gewoon dan ‘de nummer 1’. “Want het gaat toch om een mens, nee?”

Volgens mij zijn we geneigd ‘de nieuwsanker’ te zeggen omdat we bij het Engelse woord ‘anchor’ ook ‘de’ gebruiken. Van ‘anchor’ naar ‘anker’ is maar een kleine stap en voor je er erg in hebt, is een anker een mens geworden. En als je ‘ankerman’ en ‘ankervrouw’ – allebei de-woorden – neutraler wilt maken, dan kom je gauw bij ‘de anker’ uit. “Zeg gerust de nieuwsanker.”

En toch vroeg ik me later af of we niet beter ‘nieuwslezer’ hadden kunnen gebruiken. Alleen is dat in de praktijk geen mens meer, maar een computer­programma. Een letterlijke vertaling van ‘news reader’, weet je wel. Zou het Nederlands dan toch onder Engelse druk staan?