Taalcolumns van Ruud Hendrickx

I-leren

Op een mooie dag stond hij in de deuropening, Steven van ‘Opleiding en Ontwikkeling’. Of ik mee kon denken over een naam voor hun nieuwe project. Binnenkort zouden we via de computer van alles kunnen leren, van talen tot managementtechnieken. In het Engels noemen ze dat ‘e-learning’. En hoe zullen wij het noemen?

Het siert de collega’s van ‘Opleiding en Ontwikkeling’ dat ze niet zomaar dat modieuze Engels wilden overnemen. Af en toe moeten we toch nog eens een inspanning leveren om een goede Nederlandse term te vinden. Als we het nu eens over ‘i-leren’ hadden, stelde ik voor. En ze vonden het prima.

De i van ‘i-leren’ kun je lezen zoals je wilt. Natuurlijk staat ze in de eerste plaats voor ‘internet’ of ‘intranet’. Maar net zo goed kan ze staan voor ‘interactief’ als ‘intensief’ en ‘interessant’. En het zit nog aardig in de buurt van ‘e-learning’ ook.

Met ‘i-leren’ hebben we volgens mij een woord aan het Nederlands toegevoegd. Ik vind het in elk geval beter dan de term die in Nederland in zwang is voor leren op een afstand. Nederlanders hebben het over ‘teleleren’. Geef toe, dat moet je toch een paar keer bekijken voor je doorhebt wat er staat: tele-leren, naar analogie van ‘telewerken’.

Nee, geef mij dan maar ons ‘i-leren’. Goed gevonden, al zeg ik het zelf.