Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Belle(n)man

Onrust bij de ploeg van ‘1000 zonnen & garnalen’. Een deel van de redactie vindt dat het ‘bellenman’ moet zijn. De regel voor de tussen-n, meneer! Een ander deel vindt dat het ‘belleman’ moet zijn. En wat denkt Ruud?

Theoretisch kan het allebei. Het hangt er maar van af hoe je dat ‘belle(n)’ interpreteert. Komt het van het zelfstandig naamwoord ‘bel’? Of van het werkwoord ‘bellen’? Het antwoord maakt een groot verschil uit. Nu ja, groot. Een letter meer of minder.

Tien jaar geleden is een nieuwe regel voor de tussen-n ingevoerd. Als het linkerdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -n heeft, dan spel je dat linkerdeel met een n.

Wie een bellenman ziet als een man die met een bel door de straten loopt, moet de regel voor de tussen-n toepassen. ‘Bel’ is een zelfstandig naamwoord, heeft alleen een meervoud op -n en dus moet het ‘bellenman’ zijn.

“Welnee!”, roepen anderen. Een belleman is iemand die al bellend door de straten loopt. ‘Bellend’ is een werkwoordsvorm, de regel voor de tussen-n is niet van toepassing en dus moet het ‘belleman’ zijn.

Voor allebei valt wel iets te zeggen. Het is helemaal niet zo duidelijk als met ‘spinnenweb’ – een web dat door een spin gemaakt wordt – en ‘spinnewiel’ – een wiel dat dient om te spinnen. Voor een ‘wiegenkindje’ – een kindje dat nog in de wieg ligt – zingen we ‘wiegeliedjes’ – liedjes om het in slaap te wiegen.

Spontaan zou ik ‘belleman’ spellen voor de stadsomroeper. Een ‘bellenman’ doet mij te veel aan een bellenblazer denken.