Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Op een terrasje in Asturië

Wat doet een mens als hij op een terrasje in Asturië zit? Lekker eten, lekker drinken en zich afvragen of hij nu op een ‘Asturiaans’ of een ‘Asturisch’ terrasje zit. En wat doet zo’n mens dan? Hij belt naar de taaladviseur in Brussel om te vragen hoe het nu precies zit. Met een broodje ham in zijn hand antwoordt die dat ze daar gezellig zitten te buffelen op een Asturisch terrasje.

Als een aardrijkskundige naam op ‑ië eindigt, dan wordt het bijvoeglijk naamwoord vaak gemaakt door die uitgang te vervangen door ‑isch. Vaak, maar niet altijd. Zo hebben we ‘Australisch’, ‘Babylonisch’, ‘Belgisch’, ‘Californisch’, ‘Ethiopisch’, ‘Indonesisch’, ‘Normandisch’, ‘Silezisch ’en ‘Tunesisch’. Maar bij Roemenië hoort dan weer ‘Roemeens’, en bij Albanië ‘Albanees’. Asturië volgt de algemene regel. Vandaar dat je zo lekker kunt genieten op een ‘Asturisch’ terrasje.

En toch is de twijfel van onze vakantiegangers niet ongegrond. In Asturië zelf is het bijvoeglijk naamwoord ‘asturiano’. De verleiding is dus groot om daar Asturiaans van te maken in het Nederlands. Gek is dat overigens niet. De vreemde vorm van een heleboel aardrijkskundige bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands kun je alleen maar verklaren door hun afkomst. Hoe komen we in hemelsnaam bij ‘Madrileens’? Omdat het in het Spaans ‘madrileño’ is. En ‘Guatemalteeks’ kun je ook alleen maar verklaren via het Spaanse ‘guatemalteca’.

Helaas zijn er veel van die onregelmatige vormen in het Nederlands. Maar gelukkig staan die ook netjes in een lijst. Kijk maar eens achter in de ANS. Al heb je die op zo’n terrasje in Asturië waarschijnlijk niet altijd bij de hand.