Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Als de rook om je hoofd is verdwenen

De kogel is door de kerk. Vanaf oktober wordt de VRT rookvrij. Voor een verstokte niet-roker als ik heeft dat weinig gevolgen, behalve dat ik voortaan hopelijk niet meer stik op het toilet. Maar als taaladviseur zie ik het met gemengde gevoelens gebeuren: een heleboel rookwoorden zullen langzamerhand verdwijnen. Al krijgen we er misschien ook nieuwe bij.

Waarschijnlijk zal ik een van onze vertaalsters niet meer in de gang horen vragen of ze van iemand een saffie kan bietsen. Na jaren in Nederland te hebben gewoond, heb je kennelijk niet alleen de woorden maar ook de gewoonten overgenomen: je koopt geen sigaretten (‘saffies’), je bedelt ze van iemand anders af (‘bietsen’). Maar verder geen kwaad woord over haar, want zijzelf is gul met stroopwafels.

Gelukkig laat de VRT zijn pafsukkels – een politiek zeer incorrect woord voor rokers – niet in de kou staan. Hoewel, ze mogen er buiten – gezellig in de winter – onder een afdakje eentje gaan opsteken. Er komen ook rookkamers. Zo heten ze tenminste officieel. In de omgang noemen ze die dingen in Nederland rookhokken. Vroeger werden daar hammen en worsten in gerookt. Misschien kan dat de dampers – nog zo’n politiek niet al te correct woord – op ideeën brengen.

In Nederlandse stations hebben ze sinds januari rookpalen op de perrons. Nergens mag nog gerookt worden, behalve in een straal van een paar meter om zo’n paal. Een 21e-eeuwse versie van de schandpaal noemen de rokers het: je staat er ook voor paal. Maar je kunt het ook positief bekijken. Dankzij de rokers is het Nederlands een woord rijker. ‘Rookpaal’ maakt zelfs kans om het woord van 2004 te worden.