“Komt ‘helpen’ altijd met ‘te’ voor?”, wilde een vertaalster van me weten. Ik had gehoopt dat ik me er af had kunnen maken met een simpel ‘nee’, maar daar nam ze geen genoegen mee. Uit wraak heb ik haar gebombardeerd met een spraakkunstig exposé over het groepsvormende en niet-groepsvormende gebruik van ‘helpen’. Voor jullie, mijn beste collega’s, probeer ik het wat eenvoudiger uit te leggen.
Laten we uitgaan van een wat ongebruikelijk tafereel ten huize van de familie Hendrickx, want ze gaan meestal naar de carwash. Maar toch. Mevrouw wast de auto en meneer helpt haar daarbij (andersom zou de waarheid nog meer geweld aandoen). De buurman kan dan in opperste verbazing bij zichzelf denken: “Hé, Ruud helpt zijn vrouw de auto wassen.” Hij zou evengoed kunnen denken: “Hé, Ruud helpt zijn vrouw de auto te wassen.” Maar dan beseft hij ineens: “Vorige week hielp hij haar ook al de auto (te) wassen.” Bij een onvoltooide tijd – zoals ‘helpt’ en ‘hielp’ – kan de buurman dus kiezen: met of zonder ‘te’.
De buurman wil er het fijne van weten. Of ik echt zo vaak mee de auto was? “O ja, buurman, ik heb Hilde al heel vaak de auto helpen wassen.” Maar hij gelooft er niets van. “Hoezo? Ik heb haar echt al heel vaak geholpen de auto te wassen.” Bij een voltooide tijd kan ik net zoals de buurman kiezen, maar de zinsbouw verschilt: ‘heb helpen wassen’ – zonder ‘te’ – en ‘heb geholpen te wassen’ – met ‘te’.
Ik beloof mijn vrouw ook dat ik haar elke week de auto zal helpen wassen. Al kan ik haar evengoed beloven dat ik haar elke week zal helpen de auto te wassen. Hoe dan ook, ze zal blij zijn.