Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Boontje en Loontje

De eerste hitte van de zomer is niet goed voor een mens z’n hersens: bij meer dan dertig graden blijken die ineens niet goed meer te weten hoe de vork in de steel zit. (Of is het ‘aan’ de steel? Nee, ‘in’.) Vorige zomer was er de grootste verwarring over het hart en de riem: wat stop je waaronder? Dit jaar heeft de warmte toegeslagen bij een Donna-collega: komt Loontje om z’n boontje of Boontje om z’n loontje?

Het hangt er maar van af waar je woont. In het hele Nederlandse taalgebied komt Boontje om z’n loontje, maar in het zuiden – bij ons in Vlaanderen – hoor je ook wel eens dat Loontje om z’n boontje komt. Wil je niemand voor het hoofd stoten, dan kun je dus het beste Boontje om z’n loontje laten komen.

Maar wie of wat was dat Boontje eigenlijk? Daar zijn de specialisten nog niet helemaal uit. Waarschijnlijk gaat het om een personage uit een oud sprookje, dat ik je niet wil onthouden.

In fraai 17e-eeuws Nederlands klinkt het zo: “Het Fabeltjen van Strooyken, Kooltjen vyers, en Boontjen. Dese dry gaende uyt wandelen, quamen aen een plasken waters: Strooyken ginck liggen als een brughsken, Kooltjen vyers goncker over, Strooyken branden in twee stucken, Kooltjen viel in ‘t water, Boontjen begostse alle beyd’ te begecken”.

Jammer genoeg ontbreekt in deze versie het slot: Boontje moest zo hard lachen om wat z’n vrienden overkomen was, dat hij barstte. En dat was zijn verdiende loon. Klein probleempje met deze verklaring: Boontje ‘komt’ niet om z’n loontje, hij ‘krijgt’ het gewoon. Of zou ze gewoon niet kloppen?

En wie is Loontje? Dat weet niemand. In elk geval is ‘Loontje komt om z’n boontje’ veel jonger. Het lijkt erop dat ooit iemand ‘boontje’ en ‘loontje’ gewoon verhaspeld heeft. Het zal toen wel een heel hete zomer geweest zijn.