Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Van het hart en de riem

Niets zo leuk als een taaldiscussie onder collega’s. Dagenlang proberen ze hun gelijk te halen en als dat niet lukt, besluit er eentje dan maar de taaladviseur erbij te halen. Zelfs de collega’s van m’n vrouw hebben de weg naar de VRT-taaladviseur gevonden. En ja, ze leveren stof voor een nieuwe zomerse Taalzaak.

Waar het over gaat? De ene collega beweert dat je iemand een hart onder de riem steekt. Nee, zegt de andere, je steekt hem een riem onder het hart. En de taaladviseur houdt de kerk netjes in het midden: het kan allebei.

‘Iemand een hart onder de riem steken’ komt uit de soldatentaal. Stel dat een soldaat te weinig moed heeft, dan heeft hij het hart niet om te gaan vechten. Er zit niets anders op dan hem weer moed in te spreken, hem een hart in het lijf te spreken, hem een hart onder de riem te steken. Die riem loopt van zijn schouder schuin over zijn borst.

Waar komt ‘iemand een riem onder het hart steken’ dan vandaan? Van een andere riem, een broekriem. Als iemand de moed dreigt te verliezen, bind je hem een riem onder het hart om te voorkomen dat het hart – de moed dus – hem in de schoenen zinkt.

Welke uitdrukking de meest juiste is, daar zijn de woordenboeken het niet over eens. De Grote Van Dale noemt ‘iemand een riem onder het hart steken’ eigenlijk onjuist, maar volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal is juist die uitdrukking volgens velen juister. Goed of fout, ‘een hart onder de riem’ is in elk geval de gebruikelijkste vorm. Hij komt vijfentwintig keer meer voor dan de andere.

Alles gewikt en gewogen maakt het dus niet uit of je iemand een hart onder de riem steekt of omgekeerd. Alleen val je minder op als je het hart voor de riem laat komen. Het hangt er dus maar van af of je de taalrebel wilt uithangen of niet.