Vorige week heeft Patrick Lefevere zijn nieuwe wielerploeg gepresenteerd. Hij zei dat hij ook met Frank Vandenbroucke aan het onderhandelen was, want “ik kan hem heel goed gebruiken, maar hij kan iemand zoals mij ook gebruiken”. En Patrick Lefevere kan wat taaladvies gebruiken.
In vergelijkingen gebruik je na ‘als ‘en ‘dan ‘de onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord als na het voegwoord een bijzin aangevuld kan worden waarin het voornaamwoord onderwerp wordt. Zo zegt de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) het uitermate precies.
In mensentaal: ik moet zeggen dat mijn vrouw precies even oud is als ik, omdat ik dat laatste stukje kan aanvullen tot ‘als ik ben’. Net zo moet ik zeggen dat ik misschien minder van techniek af weet dan jij, beste lezer, omdat ik kan zeggen dan jij ervan af weet. En was ik Patrick Lefevere, dan had ik moeten zeggen dat Frank iemand zoals ik (ben) goed kan gebruiken.
Kun je in vergelijkingen een bijzin aanvullen waarin het voornaamwoord voorwerp wordt, dan gebruik je de niet-onderwerpsvorm, zegt de ANS. In mensentaal: ik moet zeggen dat ik het liever jou geef dan haar, omdat dat kort is voor ‘dan ik het haar geef’. Ik moet ook zeggen dat ik zijn zus vaker zie dan hem, als ik tenminste ‘dan ik hem zie’ bedoel.
Er is een verschil tussen ‘ik zie zijn zus vaker dan hij’ en ‘ik zie zijn zus vaker dan hem’. In het eerste zinnetje zien hij en ik zijn zus allebei geregeld, maar hij ziet haar minder vaak dan ik haar zie. In het tweede zie ik hem en zijn zus geregeld, en hem zie ik het minst.
Hoe komt het dat jij die constructies misschien anders aanvoelt dan ik (ze aanvoel)? Misschien ben ik meer grammaticaal onderlegd dan jij (dat bent), wie weet. Of misschien laat jij je meer beïnvloeden door het Engels dan ik (me laat beïnvloeden) en klinkt daardoor ‘iemand als mij’ je minder vreemd in de oren dan (het) mij (in de oren klinkt), omdat de Engelsen ook ‘someone like me’ zeggen. Hou het toch maar bij ‘iemand als ik’.