Hoe zit dat nu met ‘materiaal’ en ‘materieel’? Is er een verschil tussen de twee en kunnen ze door elkaar gebruikt worden? Hebben we ‘filmmateriaal’ of ‘filmmaterieel’? Laat ik om m’n tweejarige bestaan als taaladviseur te vieren dat varkentje eens wassen.
De ouderen onder ons hebben op school geleerd – in de tijd dat de uilen nog spraken – dat materieel gébruikt en materiaal vérbruikt wordt. Dat was een sloganeske manier om te zeggen dat ‘materieel’ naar werktuigen en gereedschap verwijst en ‘materiaal’ naar de grondstoffen die je met het ‘materieel’ kunt bewerken. En dat klopte ook. De uilen vertelden geen leugens.
Alleen spreken ze nu anders. In pakweg dertig jaar is de betekenis van ‘materiaal’ en ‘materieel’ een beetje verschoven. ‘Materiaal’ is nog altijd de ruwe stof die bewerkt wordt of waaruit iets opgebouwd is. Cement en beton zijn ‘bouwmaterialen’. Ook de gegevens die voor een intellectuele arbeid nodig zijn, vormen ‘materiaal’. Je verzamelt ‘materiaal’ over iemand om z’n biografie te schrijven.
‘Materiaal’ is intussen ook heel algemeen alles wat je nodig hebt om iets te doen: baggermateriaal, blusmateriaal, filmmateriaal, fotomateriaal, kampeermateriaal, onderzoeksmateriaal, voorlichtingsmateriaal. En ja, daardoor kan dubbelzinnigheid ontstaan. Want wat bedoel je met ‘fotomateriaal’? De foto’s zelf of de spullen waarmee je ze maakt? Het kan allebei.
‘Materieel’ is alleen gereedschap. Gróót gereedschap en gróte machines, daar verwijst ‘materieel’ in het hedendaagse taalgebruik naar. Het ‘rollend materieel’ van de spoorwegen zijn de wagons en de locomotieven. De brandweer kan met ‘zwaar materieel’ uitrukken en dan bedoelen we niet zware hamers en blusapparaten, maar grote tankauto’s en ladderwagens. Legertanks zijn ook ‘materieel’. En om het helemaal ingewikkeld te maken: ook dat ‘materieel’ mag je ‘materiaal’ noemen.
Vandaag zouden de uilen het zo samenvatten: ‘materiaal’ is ‘grondstof’ en wat we in de omgang ‘spullen’ noemen, ‘materieel’ is het zware werk.