Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Pino(t)sjè(t)

Als taaladviseur hou je wel even je hart vast als Pinochet wordt gearresteerd. Niet omdat je je persoonlijk bedreigd voelt, maar omdat dan onvermijdelijk deze vraag komt: hoe spreek je die man z’n naam uit? Een vreselijke vraag is dat, want niemand is het erover eens.

Pinochet is een Chileen en in Chili spreken ze Spaans. Volgens het uitspraak­woordenboek van Duden zeggen ze in het Spaans ‘pinotsjet’. Het Engelse uitspraakwoordenboek geeft aan dat de Amerikanen de man z’n naam uitspreken als ‘pinotsjeej’ en de Britten als ‘pinosjeej’, met een vleugje Frans eroverheen. In het archief van Berode zit de uitspraak ‘pinosjet’ met de waarschuwing erbij dat het niet ‘-sjè’ is. En toch hoor je het consequent zo uitspreken in onze journaals.

Maar hoe heet Pino(t)sjè(t) nu eigenlijk? In deze moderne tijden wordt over zulke dingen ook op internet gediscussieerd. In ‘nl.taal’ heeft iemand het uitgezocht: “Volgens Chileense, Argentijnse en andere zegslieden zou het wel degelijk een Franse naam zijn, maar de Chilenen en andere Zuid-Amerikanen spreken het meestal gewoon op z’n Spaans uit, soms met weglating van de eind-t. Een Franse uitspraak van de ch (‘sj’) wordt niet gehoord, sterker nog: in Chili is dat een dialectuitspraak van de Spaanse ch (‘tsj’), met lage sociale status.” Ook volgens Ximena Prieto van RVi zeggen ze in Zuid-Amerika ‘pinotsjè’.

Met onze ‘pinosjè’ zitten we dus een beetje fout. Maar is dat erg? Welnee, zolang we het maar met z’n allen op dezelfde manier fout doen. Je maakt je als omroep pas belachelijk als iedereen wat anders zegt. Niet doen dus. Laten we het maar bij ‘pinosjè’ houden.