Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Naar verluid(t)

Het pleit beslechten, ook dat moet een taaladviseur soms doen. “Naar verluid zal het morgen regenen, schrijf ik zonder eind-t. Is dit juist? Of zijn beide goed?” De vraagsteller stuurt ook een kopietje van zijn bericht naar een collega. Een discussie dus, misschien zelfs een weddenschap, met de taaladviseur als scheidsrechter.

Hoe vreemd het er ook mag uitzien, ‘naar verluidt’ is de enige juiste spelling. Om die te verklaren, moeten we even terug in de geschiedenis, toen ‘verluiden’ nog een alledaags werkwoord was. Het betekende zoveel als ‘gezegd worden’ en werd gebruikt zoals ‘schijnen’ nu. Net zoals wij nu kunnen zeggen: ‘het schijnt dat …’ en ‘naar het schijnt …’, zeiden ze vroeger: ‘het verluidt dat …’ en ‘naar het verluidt’. ‘Het’ is in beide gevallen het onderwerp dat bij de persoonsvorm ‘verluidt’ hoort.

Veel mensen denken ten onrechte dat in ‘naar verluidt’ een voltooid deelwoord zit. Dat ze dat doen, is niet zo gek. ‘Naar verluidt’ betekent immers ‘naar gezegd wordt’. Ondanks zijn passieve betekenis staat het werkwoord wel degelijk in de actieve vorm.

Vroeger klonk het dus ‘naar het verluidt’. Waar is dat ‘het’ intussen gebleven? Het is in de loop der tijd verdwenen, en dat is zelfs nog niet zo lang geleden. Volgens het WNT, het grootste woordenboek van het Nederlands, is ‘naar verluidt’ pas honderd jaar geleden in zwang geraakt. Waarom ‘het’ is verdwenen, is niet zo duidelijk: waarschijnlijk is het gewoon slijtage door frequent gebruik.

Jammer dus voor de vraagsteller, maar hij had ongelijk.