Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Media vandaag

Het moet intussen een jaar of twee geleden zijn dat ik het woord voor het eerst hoorde. “Ha, kozze,” zei mijn neef op een van de weinige feestjes waar we elkaar tegenkomen, “da’s lang geleden. We zouden eens wat meer moeten ‘skaaipen’.” Vond ik ook, maar niet voor ik hem gevraagd had welk oneerbaar voorstel hij me daar wel deed.

‘Skaaipen’ bleek gelukkig onschuldig te zijn. Mijn neef vond dat we elkaar eens wat vaker moesten bellen. Maar in deze moderne tijden doe je dat niet met een telefoon, zelfs niet met een mobiele telefoon. Nee, je spreekt met elkaar via Skype, een programma op je computer waarmee je via internet gratis met andere Skypers kunt praten. Er kan zelfs beeld bij.

‘Skaaipen’ kun je gelukkig nog gewoon uitspreken. Dat kun je niet zeggen van andere dingen die de techneuten voor ons bedacht hebben. Laat staan dat je het nog allemaal kunt schrijven. We goochelen met letters dat het een lieve lust is: gsm, sms, mms, msn, pda, pdf, pdc, ppv, p2p, b2b, b2c. Je zult maar dyslectisch zijn in deze wereld en een paar letters door elkaar husselen.

Waar is de tijd dat we elkaar nog gewoon ‘belden’ en ‘schreven’, dat we de dingen een verstaanbare naam van twee lettergrepen gaven? Dat ‘vod’ een stuk stof was en geen ‘video on demand’? Dat drieletterwoorden synoniem waren met schuttingtaal?