Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Lui, lieden, mannen!

“Af en toe een lesje grammatica in onze berichtgeving kan beslist geen kwaad”, moeten ze bij de onlineredactie gedacht hebben. Lees maar even mee. “In Gent is een actie van brandweerlieden van de liberale en de onafhankelijke vakbond uit de hand gelopen. De brandweermannen richtten hun woede vooral op de schepen van Personeelszaken, Marina Hoornaert. Ze zijn het niet eens met haar beslissing om alle brandweerlui opnieuw fysieke proeven te laten afleggen.”

Dat hebben ze bij de onlineredactie goed laten zien: van een persoonsnaam die op ‘-man’ eindigt, kunnen we een meervoud maken op ‘-lui’, ‘-lieden’ of ‘-mannen’. Maar die uitgangen hebben wel allemaal hun eigen gevoelswaarde.

‘Lieden’ klinkt bijzonder chic. Edellieden en raadslieden zijn niet de eerste de besten. ‘Lui’ kan soms wat minachtend en geringschattend klinken. Kooplieden zijn dan ook van een andere stand dan kooplui, en zakenlieden hebben misschien wel een betere reputatie dan zakenlui.

Tegenwoordig zeggen we niet zo vaak meer ‘lieden’ en ‘lui’. Soms klinken die meervouden ook wat ouderwets. Meestal – en soms kan het gewoon niet anders – hebben we het over ‘mannen’: vakbondsmannen, stuntmannen, politiemannen, kikvorsmannen. En als er vrouwen bij zijn, worden het ‘mensen’: werkmensen, wetenschapsmensen, cameramensen.

Aan dat ‘mensen’ heeft de onlineredactie niet gedacht. Daarom eindigen ze het bericht ook in het koeterwaals, met “de pompiers drongen het stadhuis binnen en gooiden rookbommen”. Gelukkig was het bericht afgelopen of de ‘spuitgasten’ waren ook nog komen helpen.