Ik heb het al meer dan eens gezegd: veel Vlamingen hebben een opmerkelijke, ja zelfs merkwaardige verhouding met woorden van vreemde afkomst. Ze vinden ze een verloedering van “onze schone Vlaamse taal” – waarschijnlijk onderhouden met Mr Proper – en de VRT werkt er volgens hen graag aan mee om onze taal te begraven. “Neem nu zo’n woord als ‘blesseren’, meneer. Wat is er mis met ‘kwetsen’?”
Niks, helemaal niks. Alleen betekent ‘kwetsen’ niet hetzelfde als ‘blesseren’. ‘Blesseren’ is een specifieke term om aan te duiden dat iemand zich bij het sporten verwond heeft. Zo staat het in de Hedendaagse Van Dale. Volgens datzelfde woordenboek heb je iemand pijnlijk getroffen als je hem gekwetst hebt. ‘Kwetsen’ is synoniem met iemand op het hart trappen, op zijn ziel trappen, pijn doen, tegen de schenen schoppen, voor het hoofd stoten, beledigen, krenken.
“Ho maar, beste Ruud,” hoor ik er al een paar mopperen, “in mijn Grote Van Dale staat het klaar en duidelijk. ‘Blesseren’ is hetzelfde als ‘kwetsen’: iemand bezeren door een schok, slag of stoot.” Ik spreek dat niet tegen. Alleen gebruiken we in het huidige Nederlands ‘kwetsen’ niet meer in die betekenis.
In de Grote Van Dale wordt het Nederlands van de laatste honderdvijftig jaar beschreven. De oudste en misschien ook verouderde betekenis komt het eerst, de nieuwste betekenis het laatst. De eerste en oudste betekenis van ‘kwetsen’ in de Grote Van Dale is ‘verwonden’, de derde en nieuwste betekenis is ‘krenken’. De Hedendaagse Van Dale is veel duidelijker in deze zaak. Bij ‘kwetsen’ zegt hij uitdrukkelijk dat het verouderd is in de zin van ‘verwonden’.
Als je mij en de woordenboeken niet gelooft, dan misschien wel een anonieme dichter. Vijfhonderd jaar geleden wist die het al: “Gekwetst ben ik van binnen / Deurwond mijn hert zo zeer / Van uwer ganser minnen / Gekwetst zo lank zo meer.” Of gebruikt hij ‘gekwetst’ hier in zijn oudste betekenis? De anonieme dichter kan het ons helaas niet meer zeggen.