Taalcolumns van Ruud Hendrickx

polshorloge

Tijd voor de tijd

De scheidsrechters op het WK kijken opvallend veel op hun uurwerk. Je verwacht natuurlijk ook niet anders dan dat ze de tijd in de gaten houden. “Maar”, vraagt een attente – een sportterm voor ‘alerte’ – collega zich af, “is dat ‘uurwerk’ geen purisme?”

Gelijk heeft hij. Een purisme is een woord dat een vreemd woord moet vervangen. Meestal ontstaat het door overdreven vertaalijver, zeg maar talige smetvrees. ‘Uurwerk’ is er een mooi voorbeeld van. In een onbewaakt moment kijken we allemaal op ons ‘horloge’ om na te gaan hoe laat het is, maar dat wordt prompt – en geheel onterecht – een ‘uurwerk’ zodra we het heel keurig willen doen. Noem dat ding om je pols maar gewoon ‘horloge’. Het ‘uurwerk’ – want het woord bestaat wel – is het binnenwerk van een klok, het samenstel van radertjes, assen en veertjes dat de wijzers aandrijft.

Mag ik van de gelegenheid gebruikmaken om je de klok te leren lezen? Op de goeie ouderwetse manier verdeel je het uur in vieren. Alles tussen 8.01 en 8.15 is ‘over acht’, tussen 8.16 en 8.29 ‘voor halfnegen’, tussen 8.31 en 8.44 ‘over halfnegen’ en tussen 8.45 en 8.59 ‘voor negen’. Maar je mag het uur ook gerust in tweeën verdelen, daar is niets mis mee. Alles tussen 8.01 en 8.29 is dan ‘over acht’ en alles tussen 8.31 en 8.59 is ‘voor negen’.

Stevig onderbouwd is het niet, maar ik vermoed dat we meestal voor de zuinigste weg kiezen: wat het minste lettergrepen telt, gebruiken we. ‘Zeven voor halfnegen’ is korter dan ‘drieëntwintig over acht’ en daarom kiezen we makkelijker voor het eerste. ‘Twintig voor negen’ is ook iets korter dan ‘tien over halfnegen’.

8.23 kun je in deze tijd van digitale klokken ook als ‘acht uur drieëntwintig’ lezen, maar dan klink je wel meteen als een stationschef. Liever niet doen.