Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Afspraken over de euro

Het is bijna zover. Over minder dan tweehonderd dagen betalen we met euromunten en eurobiljetten. Maar bij de radio en de televisie doet de euro iets vroeger z’n intrede. Vanaf 1 juli noemen we bedragen ook in euro. Alleen hoe doen we dat? Tijd om een paar afspraken te maken.

We passen de ontwerp-norm van het BIN toe en zetten het euroteken vóór het bedrag. Tussen het teken en het getal komt er een spatie. We schrijven dus € 123,45. Bij gehele bedragen schrijven we geen streepje of nullen: we hebben het kortweg over € 25. Uiteraard kun je ook ‘euro’ voluit schrijven in lopende tekst. De officiële muntcode EUR kun je beter vermijden op het scherm of in een brief aan een luisteraar. In financiële teksten kan hij wel.

En hoe lezen we die bedragen? Voor bedragen vanaf 1 euro is ‘euro’ het kernwoord, voor bedragen kleiner dan 1 euro is ‘cent’ het kernwoord. In de regel staan er twee cijfers na de komma, maar brandstofprijzen hebben er drie. Een brandstofprijs groter dan 1 euro en met drie cijfers na de komma lezen we ‘technisch’. We doen het dus op deze manier:

  • € 2,40 = twee euro veertig (cent)
  • € 0,46 = zesenveertig cent
  • € 0,8160 = eenentachtig cent zestig
  • € 1,264 = één euro tweehonderd vierenzestig

Alleen ‘cent’ is officieel (dus niet eurocent, niet centiem). Bij bedragen groter dan 1 euro kan het woord ‘cent’ weg.

Je zult het al wel gemerkt hebben: ‘euro’ en ‘cent’ schrijf je met een kleine letter. Waarom? Omdat we in het Nederlands munten met een kleine letter schrijven: frank, gulden, dollar, pond, yen. In bedragen gebruik je de munt altijd in die vorm, in het enkelvoud: vier frank, vier gulden, vier euro. Gebruik je het meervoud, dan heb je het over muntstukken. Als je zes halve euro’s op zak hebt, heb je drie euro op zak.