Kijk het maar eens na op vrtnws.be. In veertien artikelen vind je ‘3D-geprint’ en in twee artikelen vind je ‘ge-3D-print’. Die twee artikelen hadden eerst ook ‘3D-geprint’, maar ik heb er ‘ge-3D-print’ van gemaakt. Ik heb daar een goed argument voor: die vorm staat als enige in het Groene Boekje en de Grote Van Dale. En toch was mijn correctie misschien te voortvarend.
Het werkwoord ‘3D-printen’ is niet scheidbaar. Ik kan me niet voorstellen dat een bedrijf zichzelf zou aanbevelen met de slogan ‘wij printen uw ontwerp 3D’. Hij zou eerder klinken als ‘wij 3D-printen uw ontwerp’. Bij een niet-scheidbaar werkwoord staat ‘ge’ voorop in het voltooid deelwoord. Bij ‘3D-printen’ hoort dus ‘ge-3D-print’. ‘Wij hebben uw ontwerp ge-3D-print’ zou het bedrijf op het postpakje kunnen schrijven.
Waarom klinkt ‘3D-geprint’ dan toch zo gewoon? Omdat er volgens mij niets mis is met het woord. Alleen is het, alweer volgens mij, niet het voltooid deelwoord van ‘3D-printen’, maar een bijvoeglijk naamwoord. Net zo vind ik dat het voltooid deelwoord van ‘roerbakken’ ‘geroerbakt’ is, en daarnaast is er het bijvoeglijk naamwoord ‘roergebakken’.
‘3D-geprint’ past, alweer volgens mij, in een rijtje van samenstellingen met een voltooid deelwoord als tweede lid, die in een technische context heel gewoon zijn. Denk maar aan woorden als ‘handgeweven’, ‘luchtgekoeld’, ‘zongedroogd’, ‘lasergestuurd’ en ‘kolengestookt’. Die combinatie kun je doorgaans anders zeggen met een voorzetsel, zoals ‘met de hand geweven’. Net zo is ‘3D-geprint’ te parafraseren als ‘in 3D geprint’.
Kijk het maar eens na op vrtnws.be. In de veertien artikelen wordt ‘3D-geprint’ uitsluitend bijvoeglijk gebruikt. Misschien moeten we dan ook gewoon zeggen dat het een bijvoeglijk naamwoord is.