Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Hoe zou het nog zijn met … het pollen?

In 2002 eindigde ik op deze zelfde plek een column met de uitsmijter: “Wij zeggen ‘het pollen’. Al zullen onze luisteraars met opgezwollen ogen en een verstopte neus daar niet van wakker liggen. Niet van het lidwoord.”

Ook ik ga door het leven met rode ogen, een verstopte neus, een pijnlijke keel, een geïrriteerde huig en net niet piepende longen vanaf het moment dat de eerste graspollen in de lucht hangen. Ook ik heb het spontaan over ‘de graspollen’. En daarmee bedoel ik dan echt niet “bundels gras met de wortels en de aardkluit”.

Even opfrissen waar het over gaat. ‘Pollen’ is het Latijnse woord voor ‘tarwemeel’ en bij uitbreiding ‘stuifmeel’. Net zoals ‘stuifmeel’ is het historisch gezien een onzijdig enkelvoud.

Anno 2014 houden de Woordenlijst en de Grote Van Dale het bij ‘het pollen’, maar de Hedendaagse Van Dale voegt eraan toe dat ‘pollen’ ook wel als meervoud opgevat wordt. In elk geval door heel wat collega’s bij de VRT, zo blijkt. (Tot zover dus het gezag van een taaladviseur bij de VRT.)

De afgelopen jaren ging het in de VRT-verslaggeving bijna uitsluitend over ‘de pollen’. Pollen ‘doen’ Nick Nuyens de das om in de Amstel Gold Race in 2007 en in de Vierdaagse van Duinkerke in 2011. In 2010 ‘worden’ pollen een probleem voor Contador in Luik-Bastenaken-Luik. In 2013 hoopt Gilbert niet te veel last te hebben van ‘de pollen’ in de Ronde van Zwitserland. Ik hoop in 2014 hetzelfde, al ben ik geen groot wielrenner.

Als voor zoveel mensen ‘pollen’ een meervoud is, dan moeten we daar geen bezwaar meer tegen maken, zegt Taaladvies.net. Prima. Maar één stuifmeelkorrel is nog altijd geen pol. Niet voor mij, niet voor de woordenboeken, niet voor Taaladvies.net.