Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Wij, die sommigen namen wel moeten uitspreken

In een opiniestuk in ‘De Standaard’ schreef Tom Naegels eerder deze week: “Over Sidi Larbi Cherkaoui of Sepideh Sedaghatnia schrijven dat hun namen onuitspreekbaar of niet te onthouden zijn, of losjes praten over ‘wij, blanken’: het is bedoeld om lezers persoonlijk aan te spreken, maar je verraadt er ook mee welke lezers je in het achterhoofd hebt.”

Tom Naegels, de ombudsman van de krant, heeft de auteurs van de stukken erop aangesproken dat sommige lezers die namen perfect kunnen uitspreken en onthouden, omdat zij bijvoorbeeld Marokkaanse of Iraanse wortels hebben. Hij had dat vriendelijk gedaan, zegt hij zelf, in elk geval niet zo boos als sommige lezers.

Bij de VRT moeten we namen als Sidi Larbi Cherkaoui en Sepideh Sedaghatnia niet alleen spellen, we moeten ze ook uitspreken. Ons beleid daarin is duidelijk: we proberen iemands naam uit te spreken zoals die persoon dat zelf doet. Dat is voor ons een vanzelfsprekende vorm van beleefdheid en respect.

We spreken een naam dus niet per se exact hetzelfde uit als een moedertaalspreker dat zou doen, we proberen de juiste uitspraak wel te benaderen. Je hoeft ‘Juncker’ niet met een Duitse vocalische r uit te spreken of ‘Sarkozy’ met een Franse huig-r, het mag ook met een Nederlandse tongpunt-r. Elke naam passen we min of meer aan het Nederlandse uitspraaksysteem aan. Dat geldt zeker als er klanken in voorkomen die het Nederlands niet kent, zoals de kliks in het Xhosa en de qaf in het Arabisch.