Taalcolumns van Ruud Hendrickx

En weg was de tas

De politie – of is het de politiek – heeft ons met een onding van een woord opgezadeld: sacjacking (of is het sackjacking?). Onze nieuwsankers Freek en Martine vinden dat het bijzonder vies smaakt, hoe je het ook spelt, en vragen me of ik een verteerbaarder alternatief in de aanbieding heb. Tja …

Een sacjacking – ik kan me voorstellen dat de bedenker nog altijd uitermate trots is op zijn miserabele vondst – is het stelen van een tas uit een voertuig terwijl het voertuig stilstaat en er iemand in zit. Het zal dus wel om een ‘sac’ gaan, een tas in het Frans. Een Engelse ‘sack’ is namelijk een jutezak of een tentjurk. Wie verzint nu toch een combinatie van een Frans en een Engels woord om een Belgisch verschijnsel aan te duiden?

De nieuwslezers willen dus een ander woord. Doorgaans verzinnen de Nederlanders meteen een kleurrijk voor nieuwe vormen van criminaliteit, maar zij kennen het verschijnsel carjacking niet, laat staan de homejacking en de sacjacking. We zijn dus helemaal op onszelf aangewezen.

In het Nederlands kennen we tasjesdieven, die dametjes met paars haar van hun tasje beroven terwijl zij niets vermoedend naar de patisserie schuifelen. Maar tasjesroof of tasjesdiefstal klinkt – als je het mij vraagt – nogal magertjes voor de traumatische ervaring dat iemand de zijruit van je auto inbeukt en er met je peperdure Apple vandoor gaat. Kleine criminaliteit kan het doen met een verkleinwoord, maar dit?

Uren en dagen heb ik mijn hoofd gepijnigd. Uiteindelijk heb ik niets beters kunnen verzinnen dan ‘tassenroof’. Maar er ontbreekt iets in dat woord: dat de tas uit een stilstaande auto gepikt wordt. Daarom doe ik een beroep op jullie, mijn beste lezers. Heeft er iemand een beter voorstel? Freek en Martine zullen blij zijn dat ze van die vieze smaak in hun mond verlost zijn.

Intussen staat ‘sackjacking’ met twee keer ck in de Woordenlijst.