De heer Roggemans is een illusie armer. Hij had gehoopt dat met het nieuwe jaar de ‘eigenlijk’-ziekte over zou zijn. Maar helaas, schrijft hij, ze woedt nog steeds met grote hevigheid. Ook de media trappen schromelijk in de val van het nietszeggende ‘eigenlijk’.
Laat die lege woorden toch gewoon weg, fulmineert hij in zijn pleidooi met tientallen uitroeptekens. Daarmee bezondigt hijzelf zich aan een stopwoord waar een andere kijker groen en blauw van wordt. ‘Gewoon’. Een zin zonder ‘gewoon’ kan tegenwoordig blijkbaar niet meer, schrijft hij.
Nog een andere kijker heeft dan weer genoeg van ‘euh’. Als hij het voor het zeggen had, dan stuurde hij de zogenaamde professionals van de VRT meteen naar de dictieles, want ze kunnen geen zin uitspreken of er zitten een paar euh’s in.
Stopwoorden als ‘eigenlijk’, ‘gewoon’ en ‘euh’ – mag ik dat eigenlijk een woord noemen? – dienen om de gaten in een zin dicht te stoppen. Misschien willen we er onze woorden meer gewicht mee geven. Of proberen we te verbergen dat we nog niet weten wat we willen zeggen of hoe we het zullen zeggen? Een betekenis hebben stopwoorden hoe dan ook niet of nauwelijks.
Is het toeval dat ons publiek zich de laatste tijd roert over stopwoorden? Volgens mij niet. Meer dan ooit kiezen we voor een spontane babbel eerder dan voor een uitgeschreven tekst. Meer dan ooit zullen die lege woorden erin sluipen, want ze zorgen ook voor de nodige ballast in de zin.
De heer Roggemans vindt dat we een kleine inspanning moeten leveren om synoniemen te vinden die even veel – of even weinig – betekenen als de stopwoorden die we nu al gebruiken. Hij verzoekt me vriendelijk dat ik zijn opmerkingen in mijn afdeling doorgeef. Bij dezen.