Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Katterak’

9 december zaten mijn vrouw en ik, het gezin Hendrickx-Herbots, vol verwachting voor de televisie. Al weken hadden we de uitgestrekte armen gezien die ons uitnodigden om naar ‘Katarakt’ te kijken. Nu was ze er eindelijk: de eerste aflevering over het leven van de familie Hendrickx, fruitboeren in Haspengouw.

De familie Hendrickx uit ‘Katarakt’ heet niet toevallig zo. Tik de naam maar eens in op www.familienaam.be en je zult zien dat er behoorlijk veel Hendrickxen wonen in de buurt van Sint-Truiden en Tienen, in Haspengouw. Mijn eigen ouders, ooms en tantes, nichten en neven zijn er ook bij. Tik vervolgens de naam Herbots eens in. In de buurt van Sint-Truiden krioelt het van de Herbotsen. Kortom, Haspengouwser dan Hendrickx-Herbots kan niet.

Een uur later zat het gezin Hendrickx-Herbots met een dubbel gevoel naar de aftiteling van ‘Katarakt’ te kijken. Ja, we hadden de fruitbomen en de bloesems gezien waar ik als kleinkind van een fruitboer tussen speelde. Ja, we hadden de verzonken kerkjes herkend waarvan de spits nauwelijks boven de heuvels uit komt. Ja, we hebben tegen elkaar gezegd: “Goh, wat is het daar toch mooi.” Maar het gevoel klopte niet. Fruitboeren in Haspengouw spreken geen Mechels.

Kennelijk waren wij niet de enigen die dat op z’n minst vreemd vonden. De volgende dagen verschenen er tientallen reacties op de website van Het Belang van Limburg dat het taalgebruik niet klopte. Nee, voor de meeste schrijvers hoefde de reeks niet in Haspengouws dialect gemaakt te worden, helemaal niet. Wel gewoon Nederlands. Zolang het maar geen Antwerps is à la “Da’s kweenie oe goe!” en “Hebbekik …”.

Fictiemakers streven naar authenticiteit. Terecht. Maar laat nu voor eens en altijd duidelijk zijn dat authenticiteit niet hetzelfde is als Antwerps getinte tussentaal. De Haspengouwers herkennen zich daar niet in, ook niet mijn vrouw en ‘ich’. En toch zullen we blijven kijken. De bloesems zijn zo mooi.