Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Het einde van de koopjes

Zaterdag 28 juli is mij overkomen wat veel mannen die dag waarschijnlijk tegen heug en meug is overkomen. “Schat, vandaag gaan we naar Leuven, want ik heb nog een paar spullen nodig en jij moet ook nog een paar hemden en broeken kopen, en het is vandaag onze laatste kans.” Zoals veel mannen breekt ook mij na die woorden het (angst)zweet uit. Zouden vrouwen ooit inzien dat mannen niet graag winkelen?

En wat doet zo’n man terwijl vrouwlief elke blouse, trui, cache-coeur, chemisier en deux-pièces tussen haar vingers neemt? Hij bromt af en toe goed- of afkeurend, zegt dat ze er echt niet te dik in lijkt en merkt dat de koopjes op hun einde lopen. Het woord ‘koopjes’, want deze manlief is ook op zaterdag nog altijd een beetje taaladviseur.

Die hele zaterdag heb ik welgeteld één keer ‘koopjes’ op een bordje zien staan. Eén keer. De solden daarentegen zijn springlevend. Ze zijn overal, ook bij de grote Nederlandse ketens die tot vorig jaar – of was het twee jaar geleden – ongetwijfeld nog koopjes hadden. Het is een harde realiteit, meneer. De Vlaming gaat naar de solden, wij zullen ze hem geven.

Hoewel. Met het verdwijnen van de koopjes hebben we er iets nieuws bij gekregen. In de meeste winkels, ook die met solden, hangen nu ook borden en affiches met in schreeuwerige fluorescerende letters SALE. Tot mijn niet geringe verbazing is nog geen enkele Franstalige op het idee gekomen om daar ‘flamand’ onder te kalken.

En dan valt mijn oog er ineens op, op een met de hand geschreven A4’tje, rechts onder tegen het raam: “Achter in de winkel zijn er nog koopjes.” Is de winkelier een subversieve jongen? Of heeft hij zijn Nederlandse jobstudente gevraagd snel een papiertje te schrijven? Het staat er in elk geval echt: ze hebben koopjes.

Enthousiast wijs ik mijn vrouw op het A4’tje. “Ik heb het gezien,” zegt, “maar de solden stellen hier niet veel voor.” Ik weet het wel zeker, de koopjes hebben hun beste tijd gehad.