Taalcolumns van Ruud Hendrickx

De kandidaat-premiers

“U had het zondag in de nabeschouwing bij het debat tussen Vande Lanotte, Verhofstadt en Leterme over de kandidaat-premiers, zoals de meeste mensen. Dat klopt toch niet? Het zijn drie kandidaten – meervoud – die premier – enkelvoud – willen worden. Daarom lijkt het me logischer dat het de kandidaten-premier zijn.”

De meerderheid heeft niet altijd gelijk, maar in dit geval zeker wel. Eén kandidaat-premier, drie kandidaat-premiers, zo hoort het. Misschien laat mijn criticus zich misleiden door woorden als ‘directeur-generaal’, dat in het meervoud ‘directeurs-generaal’ wordt. Maar een directeur-generaal is heel wat anders dan een kandidaat-premier, ook in de spraakkunst.

In de regel wordt het tweede lid van een samenstelling in het meervoud gezet. Eén presidentskandidaat, drie presidentskandidaten, daar twijfelt niemand aan. Maar bij samenstellingen waarin twee woorden met een streepje naast elkaar gezet worden, is het meervoud niet altijd even duidelijk.

Zijn de twee delen helemaal gelijkwaardig, dan komen ze in de regel allebei in het meervoud. Eén geneesheer-directeur, drie geneesheren-directeuren, want de heren zijn én arts én directeur. Maar een kandidaat-premier is niet én kandidaat én premier. Net zoals een leerling-tovenaar nog geen tovenaar is, is een kandidaat-premier nog geen premier. In dat geval geldt de algemene regel en staat alleen het tweede lid in het meervoud.

En de directeur-generaal dan? Die man is directeur, maar geen generaal. ‘Generaal’ is een bijvoeglijk naamwoord dat achter het zelfstandig naamwoord ‘directeur’ staat. Alleen ‘directeur’ kan in dat geval een meervoud worden. Vandaar de directeurs-generaal.

Logisch, toch?