Taalcolumns van Ruud Hendrickx

De denker

In de winter ben ik moe. Ik weet het wel zeker: in een vorig leven was ik een beer. Ik ben er ook van overtuigd dat je in de winter beter kunt slapen. Waarom wordt het anders zo laat licht en zo vroeg donker? Om te slapen, toch?

Veel mensen schijnen geen last te hebben van zo’n winterdip. Dat zijn van die mensen die nu nog zin hebben om te denken en dat van mij vragen ook. Alsof ik nog niet moe genoeg ben.

“Ik heb zitten denken, schatje”, zei mijn vrouw vanmorgen vroeg toen ik nog helemaal niet helder was. “Kun jij eraan denken om straks een paar salieblaadjes uit de tuin te halen? Als ik thuiskom, is het al weer donker. Ik denk erover om die in een adventskrans te verwerken. Wat denk je ervan?” Wat moet een mens daarvan denken? Ik gebruik die blaadjes alleen maar in mijn saltimbocca. Vrouwen …

“En denk erom dat ik gisteren het glas van de tuinverlichting met de bezem kapotgemept heb. Je kunt de verlichting beter niet aansteken als het donker wordt. Je moet vanavond trouwens naar de Tekstbaronnen in Gent. Niet te laat vertrekken, hè. Denk om de files.”

Denken aan, denken om, denken van, denken over. Gelukkig mag ik straks bij de Tekstbaronnen ook gewoon eens … schatteuh!