Ken je ze, die verhitte discussies over taal? Je collega beweert bij hoog en bij laag dat het a is en jij weet wel zeker dat het b is. Er wordt een weddenschap afgesloten: voor de winnaar zit er een krat Duvel in. En wat zegt de scheidsrechter – de taaladviseur – dan doodleuk? Het kan allebei.
Het meest wordt er gekibbeld over het geslacht der dingen. Is ‘groep’ mannelijk of vrouwelijk? “We hebben het opgezocht in de Van Dale en in het Groene Boekje, maar die vermelden het geslacht niet meer.” Toch wel, maar alleen als een de-woord uitsluitend mannelijk of uitsluitend vrouwelijk is. Zeggen ze er niets over, dan is het woord mannelijk én vrouwelijk. Het kan allebei.
“Spreek je ‘tram’ nu uit als ‘tram’ of ‘trem’, want ik hoor ze allebei?” We zeggen ‘tram’ én ‘trem’. Vlamingen zullen eerder ‘tram’ zeggen, Nederlanders zeggen vrijwel altijd ‘trem’. “En zeggen we nu ‘dossier’ of ‘dosjee’?” Het kan allebei. “En is het nu tweeduizend zes of tweeduizend en zes?” Het kan allebei.
“Als de kinderen te veel ‘geknoeid hebben’ of ‘hebben geknoeid’, zullen we dan de boel ‘moeten opruimen’ of ‘op moeten ruimen’?” Het kan allebei. “En beste taaladviseur, kun je dat zomaar ‘bij hoog en bij laag’ beweren of beweer je het ‘bij hoog en laag’?” En de taaladviseur gaat stug door: het kan allebei.