Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Dementie-epidemie

Mensen – en journalisten in het bijzonder – vragen me weleens of ik ook in de omgang iedereen voortdurend op zijn taalfouten wijs. Lieve deugd, ik mag er niet aan denken.

Al moet ik me wel inhouden om keihard ‘normáliter’ te roepen als er weer eentje ‘normalíter’ zegt. Nee, dat ‘normalíter’ kan mijn klassiek geschoolde hart niet hebben. Wie Latijn wil spreken, moet het doen zoals het hoort. ‘Normaliter’ mag dan wel lijken op ‘deciliter’ en ‘milliliter’, maar het is echt geen inhoudsmaat.

Met woorden van Griekse en Latijnse afkomst knoeien we wel meer. Het wordt alleen erg – vind ik – als dat geknoei ineens in het woordenboek terechtkomt. Wat zie ik in mijn nieuwe Van Dale? Dementíé. Dementíé?! Het is niet omdat half Nederland dementíé zegt dat het ook dementíé is. Deméntie, zo spreek je dat uit. Leukemíé en hysteríé, dat wel, maar het is deméntie. Zeker weten, zolang het nog duurt.

Wij Vlamingen doen het niet veel beter. In deze tijden van vogelgriep hou ik mijn hart vast als er weer ergens een kind ziek wordt. Voor je het weet, zitten we met een epidemie. Wat hoor ik daar? Een epidemíé, juist. Ja, het is een académie, maar toch is het een epidemíé en een pandemíé.

Maar misschien moet ik me niet zo opwinden. Ik zeg vrolijk párameter, terwijl het eigenlijk parámeter moet zijn. Hoewel. Van Van Dale mag het allebei. Je mag zelfs paraméter zeggen. Wie weet zeggen we ooit nog wel allemaal normalíter. Tegen de tijd dat ik last van dementíé begin te krijgen.