Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Heerlijke winterprik

“Heeft uw weerman een nieuwe vissoort ontdekt?”, vraagt de heer K. zich af. “Dat dacht ik toen hij het over de ‘winterprik’ had. Maar kennelijk had hij het over een opstoot van de winter. ‘Winterprik’ staat niet in Van Dale. Bestaat het woord wel?”

Voor een leuke grap ben ik altijd te vinden. Een prik is inderdaad een vis. Volgens vishandel Schmidt Zeevis uit Rotterdam maak je hem klaar zoals paling en is het een van de weinige vissen waar je rode wijn bij kunt drinken. Zou ‘winterprik’ het lekkerst zijn met winterpeen en winteraardappelen?

Een prik is natuurlijk niet alleen een vis. Anders hoop ik voor alle toekomstige moeders dat ze nooit een ruggenprik moeten krijgen en dat onze meneer K. zijn griepprik niet bij de visboer gaat halen.

Nee, ‘winterprik’ heeft alles te maken met ‘speldenprikken’. En dat zijn ook geen vissen, meneer K., maar wel kleine venijnigheden. Ook de winter kan van die speldenprikken uitdelen, door onverwacht koud en bar uit te halen, à la “Ha, je dacht dat je van me af was. Fout gedacht!”.

‘Winterprik’ is in België al helemaal ingeburgerd. Ja, het bestaat dus. Alleen heeft het Van Dale nog niet gehaald. Ook in Nederland begint ‘winterprik’ bij de meteorologen door te dringen. Eentje schrijft zelfs dat hij het van Frank Deboosere geleerd heeft. Goed zo, Frank!

En beste Rotterdammers, een winterprik overkomt je alleen maar. Je hoeft er echt niet voor naar Schmidt Zeevis te hollen.

IJskoude temperaturen