Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Enkelvoudige en meervoudige breuken

“Negen op de tien telefoontjes naar Belgische hulpdiensten is afkomstig van grappenmakers.” Dat zinnetje heb ik de kandidaat-reporters voor Radio 1 en Radio 2 laten verbeteren. Weet je wat zes op de tien van hen niet hadden gezien en waarschijnlijk ruim de helft van jullie, mijn beste lezers, ook niet? Dat negen op de tien telefoontjes naar de hulpdiensten afkomstig zijn van grappenmakers.

Taal en logica gaan niet goed samen, maar laat ik toch maar eens proberen het te verklaren. ‘Negen’ is de kern van het onderwerp. Het hele onderwerp is dus meervoudig en daar hoort een persoonsvorm in het meervoud bij.

Anders is het als je het over negen tiende van de telefoontjes hebt. In dat geval gaat het om een breuk die we als één geheel beschouwen – als ik me die wat vreemde kronkel mag veroorloven. Heb je ook gemerkt dat ‘tiende’ in het enkelvoud staat? We hebben het niet over negen afzonderlijke tienden, maar over de breuk ‘negen tiende’. In dat geval staat de persoonsvorm in het enkelvoud. Negen tiende van de telefoontjes naar Belgische hulpdiensten is vals.

We kunnen het ook over negentig procent van de telefoontjes hebben. In dat geval kun je kiezen tussen enkelvoud en meervoud. Strikt genomen staat er een enkelvoud bij een percentage: van alle telefoontjes naar Belgische hulpdiensten is negentig procent een flauwe grap. Maar het meervoud kan ook als de ‘van’-groep onmiddellijk op het percentage volgt: negentig procent van alle telefoontjes naar Belgische hulpdiensten zijn afkomstig van grappenmakers.

En het had ook zo gekund: van elke tien telefoontjes naar Belgische hulpdiensten zijn er negen afkomstig van grappenmakers. Daar twijfelt niemand aan: ‘zijn’ want het zijn er negen.