Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Oplijsten

Als er een hitparade van woorden bestond, dan was dit de hoogste binnenkomer of op z’n minst de grootste stijger: ‘oplijsten’. Ofwel valt het me de laatste tijd alleen maar vaker op, ofwel wordt het echt steeds meer gebruikt. Het is dan ook een handig woord.

Mijn vrouw is ermee begonnen. Net voor ze met haar voet naar het ‘weekhospitaal’ moest, heeft ze ‘opgelijst’ wat voor leuke dingen ze ging doen zolang ze niet naar het werk mocht. Ik weet nog dat ik toen dacht: dat zou ik nooit zeggen.

Vorige week zat ik in een vergadering met onze informaticajongens. Die zouden de wensen van de gebruikers en de mogelijke oplossingen daarvoor wel eens ‘oplijsten’ tegen de volgende keer. Achteraf werd ik over dat ‘oplijsten’ aangesproken door iemand voor wie het ook nieuw was. Best wel een handig woord, vond hij.

Op het gemeentehuis van Sint-Niklaas wordt ook veel ‘opgelijst’. Vorige week wilden ze wel eens van me weten wat ik van dat woord vond, want ze hadden het in geen enkel woordenboek gevonden.

Ik vind ‘oplijsten’ een prima woord. Jammer dat ik het niet zelf bedacht heb. Het is veel handiger dan ‘op een lijstje zetten’ of ‘ergens een lijstje van maken’. En het past ook in een rijtje van woorden die we al jarenlang gebruiken. Als je dingen ‘opstapelt’ of ‘ophoopt’, dan zet je ze bij elkaar op een stapel of een hoop. Als je de boel ‘opveegt’ of ‘opruimt’, dan veeg of ruim je alles bij elkaar. Als je alle mogelijkheden bij elkaar brengt op een lijstje, dan ‘lijst’ je ze ‘op’. Lang leve ‘oplijsten’!