“Waarom zeggen en schrijven jullie ‘Godfried kardinaal Danneels’?”, vraagt een kijker aan de nieuwsdienst. “Weet jij dat?”, vraagt de nieuwsdienst aan de taaladviseur. “Weten jullie dat?”, vraagt de taaladviseur aan zijn collega’s van de Taaltelefoon. “Waarom doen we dat?” vraagt de Taaltelefoon aan de protocoldienst van de overheid. “Weten wij veel,” zegt de protocoldienst, “want wij doen het zo niet.”
Volgens de protocoldienst zet je de titel van een hoogwaardigheidsbekleder gewoon voor zijn volledige naam. Zij hebben het dus over ‘graaf Leopold Lippens’ en ‘kardinaal Godfried Danneels’. Alleen als er voor de naam nog een predicaat komt, staan ‘graaf’ en ‘kardinaal’ tussen de voor- en achternaam. Dan hebben ze het over ‘de Hooggeboren Heer Leopold graaf Lippens’ en ‘Zijne Eminentie Godfried kardinaal Danneels’. In de Kerk zelf zetten ze ‘kardinaal’ meestal wel tussen voor- en achternaam.
En wat doen wij, gewone stervelingen? Ik vind dat de protocoldienst het beste advies geeft. Doe gewoon en zet de titel gewoon voor de naam, zoals Jan met de pet het spontaan zou doen.
Een andere kijker vindt trouwens dat het erg gesteld is met onze kennis van de Kerk. “Allez, allez,” schrijft hij, “het journaal had het over ‘de bisschop van West-Vlaanderen’.” Of wij dan niet weten dat een bisschop bij een bisdom en niet bij een provincie hoort, dat Vangheluwe dus de bisschop van Brugge is? Natuurlijk weten we dat wel. Op die ene uitglijder na hebben we het altijd goed gedaan.
“En ‘de kardinaal van Milaan’ houdt helemaal geen steek. Een aartsbisschop is niet per se kardinaal, een dorpspastoor kan het daarentegen wel zijn.” Dat weten we ook. Wie zou nu ook kardinaal Gustaaf Joos kunnen vergeten?