Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Sinterklaas en Zwarte Piet

‘Hij komt, hij komt, die lieve goede Sint!’ Je kunt geen winkel meer binnenkomen of de sinterklaasliedjes blèren je tegemoet. Allemaal leugens zijn het. De goede Sint komt helemaal niet. In het beste geval komt een sint.

Ik weet het nog alsof het gisteren was, de dag dat ik door een stomme schoendoos vol snoep ontdekte dat Sinterklaas niet meer dan een sinterklaas was. De goedheilig man, Sinterklaas met een hoofdletter, die ook ik elk jaar met spanning weer uit Spanje zag aankomen, bleek een bedrieger te zijn, een sinterklaas met kleine letter, die deed alsof hij de enige echte Sinterklaas, de heilige met hoofdletter, was.

Ineens drong het tot me door dat er veel van die bedriegers moesten zijn. Hoe anders konden drie sinterklazen, met kleine letter, tegelijk in de stad rondlopen? Tegenwoordig noemen ze die hulpsinten, met een kleine letter. Terecht, want alleen de enige echte Sint-Nicolaas verdient een hoofdletter.

Maar als Sinterklaas in de supermarkt maar een sinterklaas bleek te zijn, zou Zwarte Piet dan ook maar een zwarte piet zijn? Zelfs met mijn jonge kinderlogica leek me dat niet onwaarschijnlijk. En ja hoor, ook de enige echte knecht van Sinterklaas, Zwarte Piet, bleek maar een zwarte piet te zijn, een buurman die zijn nek net niet ver genoeg met schoensmeer had gekleurd. Sinds die dag geloof ik ook niet meer in de roe en alleen nog in het lekkers.