Dank je wel, iedereen die me gefeliciteerd heeft omdat ik de beste prominente speller van het Groot Nederlands Dictee bleek te zijn. Dank je wel. Drie fouten heb ik geschreven. Helaas weet ik er maar twee van. De derde is een goed bewaard geheim van de jury.
Ik weet zeker dat ik ‘jehova’ verkeerd gespeld heb. Daar heb ik maar één verklaring voor: ik weet te veel over taal, als ik even zo onbescheiden mag zijn. Ik weet namelijk dat ‘Jehova’ en ‘Jahweh’ eigenlijk hetzelfde Hebreeuwse woord zijn. “Wel dan,” dacht ik, “als ‘Jahweh’ op een h eindigt, dan ‘Jehovah’ ook.” Niet dus. ‘Jahwe(h)’ mag je met of zonder h spellen, ‘Jehova’ moet zonder h.
Maar het ging niet om het Opperwezen zelf, maar om een van zijn volgelingen. Een jehova, dus. Met kleine letter. Dat weet ik wel. Een goede taaladviseur moet weten dat de aanhangers van een geloof een kleine letter krijgen. Iedereen gelijk voor de spellingwet: katholieken, protestanten, boeddhisten, moslims en jehova’s.
Het tweede woord dat ik zeker verkeerd gespeld heb, is ‘mokka’. Verbaasde blikken alom als ik dat zeg. “Weet jij dan niet hoe je ‘mokka’ spelt? Dat is toch gewoon met twee k’s!?” Letterlijk iedereen schijnt dat te weten, zelfs de koffieautomaten in de VRT-gangen. Maar ik niet dus.
Het is allemaal de schuld van de koffiefabrikanten. Let er de volgende keer maar eens op in het koffierek van de supermarkt. Veel koffiefabrikanten spellen ‘mokka’ niet zoals het hoort. De een spelt het met c’s, de ander met maar één k. En wie is daar het slachtoffer van? De achteloze taaladviseur van de VRT. Dan doe je als goed gedresseerde nieuwe man al eens de boodschappen en prompt ga je fout spellen.