Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Genieten

“Dames en heren, ons land ondergaat voor het derde jaar op rij de economische laagconjunctuur. In drie jaar tijd kwamen er 70 000 werklozen bij.” De regering schetst een somber beeld aan het begin van haar beleidsverklaring. Maar misschien heeft ze daar zelf meer schuld aan dan ze denkt. “Zeker, de eerste twee jaar van de vorige regering hebben we van de hoogconjunctuur genoten.”

Kijk, dat zijn nu onze bestuurders. Wij, gewone stervelingen, denken dat ze zich de naad uit het lijf werken om alles in dit land in goede banen te leiden. Maar nee, twee jaar lang hebben ze van de hoogconjunctuur genoten. Zijn ze zich dan twee jaar lang aan eten, wijn en ander lekkers te buiten gegaan?

‘Genieten’ en ‘genieten van’ zijn twee heel verschillende dingen. Dat ene kleine woordje ‘van’ maakt een wereld van verschil uit. ‘Genieten van’ houdt in dat je ergens plezier aan beleeft. Over een paar dagen hoop ik te zullen ‘genieten van’ de stralende zon. Bij wijze van voorbeeld tenminste, want ik hou niet van hitte en geniet minstens evenveel ‘van’ een koude winterdag.

‘Genieten’ zonder meer – lees: zonder ‘van’ – is een beetje chiquer woord voor ‘hebben’ of ‘krijgen’. Wie veel verdient, ‘geniet’ (‘heeft’) een hoog inkomen. Wie bij de VRT werkt, ‘geniet’ een paar voordelen: die kan bijvoorbeeld in onze boetiek boeken en cd’s goedkoper op de kop tikken. Wie een opleiding voetmassage ‘genoten’ heeft, kan daar ook – als hij tenminste tegen kietelen kan – ‘van’ genoten hebben.

Laat ik de regering maar het voordeel van de twijfel gunnen. Ik neem aan dat zij niet ‘van’ de hoogconjunctuur genoten heeft, maar dat het land een periode van hoogconjunctuur genoten – zonder ‘van’ – heeft. Of ben ik nu naïef?