Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Mijn zaak (niet)!

Een mens zit soms over de gekste dingen te dubben. Zo las ik in de regionale berichtgeving dat de vereniging van Limburgse ballonvaarders zal instaan voor het beheer van hun nieuwe opstijgplaats. “Houdt dat nu ook in dat ze dat zelf zullen doen?” vroeg ik me af. De meeste Vlamingen zullen nu even de wenkbrauwen optrekken. “Natuurlijk wel!” Ik weet het niet zo zeker.

In het algemeen Nederlands – dat zowel in Nederland als in België begrepen en gebruikt wordt – heeft ‘instaan voor’ een heel specifieke betekenis. Wie ergens voor instaat, staat er nadrukkelijk borg voor. Hij staat ervoor garant dat het gebeurt of dat het klopt. Hij wordt er ook op aangesproken als het verkeerd gaat. Jij, beste lezer, en alleen jij staat ervoor in dat de gegevens op je aangifteformulier kloppen. Ergens voor instaan doe je niet zomaar: je neemt een grote verantwoordelijkheid op je. Misschien komt ‘instaan voor’ daarom zo vaak in negatieve zinnen voor. Onze weermensen staan er niet voor in – ze garanderen niet – dat er precies evenveel regen valt als zij verwachten.

Wij Vlamingen gebruiken ‘instaan voor’ vaak ten onrechte. Zodra iemand een bepaalde karwei toegewezen krijgt, zeggen we dat hij daarvoor instaat. Maar dat is niet zo. Tien agenten die te horen krijgen dat zij voortaan ‘instaan voor’ het regelen van het verkeer, staan daar helemaal niet voor in. Het hoofd van de politie staat ervoor in dat het verkeer geregeld wordt. Het is zijn verantwoordelijkheid. De agenten ‘worden belast’ met het regelen van het verkeer. Zij ‘moeten ervoor zorgen’ dat het verkeer vlot verloopt.

Begrijp je nu waarom ik me afvraag of de Limburgse ballonvaarders hun opstijgplaats ‘zelf’ zullen beheren? Als ze ervoor instaan, dan kunnen ze er ook iemand anders mee opzadelen. Als ze het zelf doen, kun je dat beter meteen zeggen: de vereniging van Limburgse ballonvaarders zal de nieuwe opstijgplaats zelf beheren.