Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Op de trein?

De Belgische spoorwegen hebben aangekondigd dat er vanaf 2004 niet meer gerookt mag worden op de trein. Zo heeft het in de kranten gestaan, zo hebben wij het in onze journaals gezegd. Wahahaha! Sommige luisteraars en kijkers kwamen niet meer bij van het lachen: als de spoorwegen nu ook eens het roken ‘in’ de trein verboden, dan zaten we pas echt comfortabel.

Laat ik maar meteen zeggen dat we in het algemeen Nederlands ‘in’ een tram, trein, bus en vliegtuig zitten. Je kunt proberen daar een rationele verklaring voor te geven: zo’n trein is nu eenmaal een afgesloten ruimte waar je ‘in’ gaat zitten. Maar ‘rationeel’ en voorzetsels gaan niet goed samen. Je mag dan al wel ‘in’ de trein zitten, maar eerst moet je wel ‘op’ de trein gestapt zijn. Je kunt ook ‘instappen’ bij een ‘opstapplaats’. Ik spring wel eens op het nippertje ‘op’ de trein, maar ik spring altijd ‘in’ de metro. Geen idee waarom. Waarom ik dat zo zeg, bedoel ik.

Sommige mensen laten zich toch tot een redenering verleiden. Volgens hen zitten we ‘op’ een voertuig als dat vroeger open was. Misschien waren de eerste paardentrams helemaal open, misschien zat je toen ‘op’ de tram. Misschien zitten we nu ‘in’ de tram omdat hij dicht is. Maar hoe verklaar je dan dat de prins en de prinses ‘in’ een open koets rondgereden worden?

Je komt er nooit uit. Waarom zetten we uitgeprocedeerde asielzoekers ‘op’ het vliegtuig naar hun land van herkomst, maar zetten we containers ‘in’ datzelfde vliegtuig? Waarom bewaren we oude spullen ‘op’ zolder en ‘in’ de kelder? Waarom woon ik ‘op’ de Wijgmaalsesteenweg, al staat mijn huis er echt wel langs? Waarom ben ik ‘op’ kantoor als ik ‘in’ mijn kantoor zit te werken? Daarom.