Sporttaal. Af en toe laat ik me ertoe verleiden om er iets over te zeggen (lees: om er iets op aan te merken) in mijn wekelijkse taalmail. Maar elke keer weer word ik door echte sportkenners op de vingers getikt omdat ik het allemaal verkeerd begrepen heb. Na mijn taalmail van twee weken geleden was het niet anders.
Nietsvermoedend had ik in die taalmail ‘wereldbesttijd’ vervangen door ‘wereldrecord’. Dat was niet naar de zin van twee sportieve collega’s, die me erop wezen dat er een verschil is tussen een ‘besttijd’ en een ‘record’. Dat was nieuw voor me en waarschijnlijk ook voor velen van jullie, mijn beste en trouwe lezers.
In het kort komt het hierop neer: een ‘record’ is officieel, een ‘besttijd’ is dat niet. Er wordt over ‘besttijden’ gesproken als de omstandigheden waarin de prestatie geleverd wordt, niet altijd dezelfde zijn. Dat gebeurt vooral bij langere afstanden in de atletiek, zoals bij de marathon.
Je kunt een marathon lopen in het platte Nederland, maar ook in de Himalaya. De atleten lopen in beide gevallen wel tweeënveertig komma zoveel kilometer, maar echt vergelijkbaar zijn de wedstrijden niet. Ook in het snelwandelen over de weg hebben kenners het over ‘besttijden’. Anders is het met de 100 meter sprint, die altijd in min of meer dezelfde omstandigheden op een vlakke baan gelopen wordt. Bij de 100 meter sprint hebben kenners het over het ‘record’ op die afstand.
Als ik het allemaal goed begrepen heb, is een ‘besttijd’ dus een niet-officieel, dus officieus wereldrecord. Ik kan best begrijpen dat kenners dat onderscheid willen maken. Maar dat moeten ze niet met een krom woord als ‘besttijd’ doen. Daar blijf ik bij. Laat ze een officieus record maar de ‘snelste tijd’ of de ‘beste tijd tot nu toe’ noemen. Dan zijn we allemaal tevreden.