Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Scheppen

Ik haat ochtenden en ik haat nog meer de wekker die me er elke dag aan herinnert dat het weer ochtend is. ’s Ochtends moet ik er langzaam – heel langzaam volgens mijn vrouw – aan kunnen wennen dat ik uit mijn bed moet komen. Ruk me vooral niet abrupt uit mijn slaap. En dat is precies wat het overigens onvolprezen actualiteitenmagazine ‘Voor de dag’ gedaan heeft.

Woensdagochtend om twintig over zeven hoor ik met een half oor dat het snelrecht in België vooral illusies en schijnzekerheden heeft geschept. Eén ding weet ik wel zeker: het snelrecht heeft die illusies en schijnzekerheden geschapen.

‘Scheppen’ wordt onregelmatig vervoegd – scheppen, schiep, geschapen – als het ‘tot stand brengen’, ‘creëren’ betekent. God heeft de wereld misschien wel uit een groot vat met planeten ‘geschept’ toen hij hem heeft ‘geschapen’. Volgens de Bijbel ‘schiep’ Hij een paar dagen later Adam en Eva, van wie de nakomelingen eeuwen later het snelrecht hebben ‘geschapen’.

‘Scheppen’ wordt regelmatig vervoegd – scheppen, schepte, geschept – als het ‘met een schep naar boven halen’ betekent. Oma ‘schepte’ met veel genoegen een bord uit (of in, je kiest maar) voor de brandweerlui die haar kelder ‘leeggeschept’ en haar zandzakjes ‘volgeschept’ hadden.

Rest nog de vraag of die brandweerlui veel voldoening in hun werk vinden. Neem het van mij aan: ze hebben er veel genoegen, vreugde, vermaak en plezier in ‘geschept’ dat ze bij oma weer orde ‘geschapen’ hebben en uit de soep van oma hebben ze ook veel moed ‘geschept’ om er weer tegenaan te gaan. Ikzelf heb er wat troost uit ‘geschept’ dat ik uit mijn ochtendlijke schokervaring weer wat geleerd heb.