Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Over adviseuses en directrices

Vrouwen zijn soms toch moeilijke wezens. Storm nu niet meteen naar kamer 1N8 om me van het tegendeel te overtuigen, lieve, schattige collega’s van me. Ik heb het alleen maar over de manier waarop we jullie functie moeten aanduiden. Zijn jullie directeur of directrice, regisseur of regisseuse, eindredacteur of eindredactrice, voorzitter of voorzitster? Kennelijk worstelen jullie daarmee. Maar als jullie het zelf niet weten, hoe moet ik het dan weten? Omdat ik toevallig taaladviseur ben?

Beste dames (en natuurlijk ook heren), ik kan me vergissen, maar volgens mij is een cameraman altijd een man, en een cameravrouw altijd een vrouw. Net zo ken ik weinig boerinnen die zichzelf ‘boer’ noemen (ook omdat ik geen boerinnen ken, maar dat geheel terzijde). Er zijn wel leraressen die zich leraar noemen en voorzitsters die zich voorzitter noemen. De vrouwelijke aanduidingen bestaan wel, maar toch gebruiken sommigen van jullie liever de mannelijke.

Soms hebben jullie helaas ook geen keus, omdat er geen vrouwelijke vorm bestaat of omdat die hopeloos ouderwets klinkt. Zo zijn Vera Dua en Laurette Onkelinx nog even minister. De Duitsers hebben ministerinnen, wij niet. En de enige vrouwelijke arts die ik persoonlijk ken, noemt zichzelf nooit dokteres, maar altijd dokter.

Soms is er een subtiel verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke vorm. Ik denk niet dat mevrouw Von Wackerbarth binnenkort afscheid neemt als algemeen directrice van de televisie. Een directrice hoort toch bij een school, nee? Vrouwelijke collega’s van me noemen zich nooit taaladviseuse. Misschien omdat adviseuse zo snel het beeld van een make-upconsulente oproept?

Mag ik een paar tips geven? Vrouwelijke aanduidingen op ‘‑ster’ kun je best gebruiken. Met vrouwelijke vormen op ‘‑trice’ en ‘‑euse’ moet je oppassen: die klinken soms gezocht. En ten slotte: vraag aan de betrokken vrouw zelf hoe ze genoemd wil worden. Het kan je heel wat gedonder besparen.