Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Voorkomen vermijden?

Kom op tegen ‘vermijden’, red ‘voorkomen’! Volgens mevrouw R. uit Olen – en ze is niet alleen – moeten we dringend een reddingsoperatie op touw zetten. “Wat is er mis met ‘voorkomen’?” werpt ze me voor de voeten. “Nieuwslezers-presentatoren op Radio 1 gebruiken het nooit meer. Toch is er heel wat te voorkomen: diefstal, carjacking, oorlog in Irak. Maar ze ‘vermijden’ al die dingen liever. Begrijpt u mijn bezorgdheid?” Ja, hoor. “En deelt u ze een beetje?” Vooruit dan maar, een beetje. Omdat u zo’n keurig, met de hand geschreven pleidooi gehouden hebt.

Om te beginnen moet ik mevrouw R. toch even tegenspreken: ‘nooit meer’ is wel heel erg weinig. Onze journalisten laten premier Verhofstadt wél verklaren dat een oorlog in Irak nog te ‘voorkomen’ is. Toegegeven, ‘vermijden’ nemen ze vaker in de mond: drie op de vier keer zeggen ze ‘vermijden’ als het ‘voorkomen’ had kunnen zijn.

Had kunnen zijn. Mevrouw R. maakt een strikt onderscheid tussen ‘voorkomen’ en ‘vermijden’, maar de woordenboeken volgen haar niet. Mevrouw R. zegt het zo: ‘voorkomen’ is ervoor zorgen dat iets niet gebeurt, ‘vermijden’ is ontwijken wat er al is. Volgens de woordenboeken betekent ‘vermijden’ zowel ‘ontwijken’ als ‘voorkomen’. Ik ben geneigd ze gelijk te geven.

Ik hoor het mevrouw R. al zeggen: “Weer zo’n nieuwerwetsigheid. In mijn tijd was het allemaal veel strakker geregeld: twee woorden, twee betekenissen.” Ach, het gebeurt wel meer dat pietepeuterige taaladviseurs – ik reken me daar niet onder, maar we kunnen daarover van mening verschillen – een kunstmatig onderscheid maken, dat er in de praktijk niet is en zelfs nooit geweest is. ‘Vermijden’ in de zin van ‘voorkomen’ is oud, heel oud, om niet te zeggen stokoud. Het oudste voorbeeld in het Woordenboek der Nederlandsche Taal dateert van … 1525. Zouden we er ons 478 jaar later niet gewoon bij neerleggen dat ‘vermijden’ ook ‘voorkomen’ kan betekenen?