Taalcolumns van Ruud Hendrickx

Vergeten of verloren?

Maandagochtend is het weer zover. Nergens kan ik die rotportefeuille van me vinden. Overal ga ik ernaar op zoek, in mijn broekzak, in mijn jas, op de kast waar ik hem wel eens laat slingeren. Maar niks. Ongerust vraag ik me af: Ben ik hem ergens vergeten? Of heb ik hem ergens vergeten? Heb ik hem verloren? Of ben ik hem verloren? Twijfel alom.

Als ik hem zondag ergens bovengehaald heb, dan heb ik hem daar vast laten liggen. Ik ‘heb’ hem daar vast vergeten. Maar dat kan niet. Zondag zijn we van Duitsland terug naar huis gereden. ’s Middags hebben we veel te duur gegeten – dat weet ik nog, dat ‘ben’ ik nog niet vergeten – en na het afrekenen heb ik mijn nagenoeg lege portefeuille in mijn jaszak gestopt. Zeker weten. Ik ‘heb’ ook niet vergeten te controleren of er nog iets van ons op de tafel lag toen we uit het restaurant weggingen.

Zou ik hem later ergens kwijtgeraakt zijn? In de late namiddag hebben we in een benzinestation langs de snelweg getankt en snoep gekocht. Misschien heb ik mijn portefeuille niet goed teruggestopt en ‘heb’ ik hem daar verloren? Het onprettige gevoel bekruipt me dat ik op het politiebureau zal moeten melden dat ik al mijn papieren sinds gisteren verloren ‘ben’. Al zou ikzelf eerder zeggen dat ik ze kwijt ben.

Als ik bedenk dat ik straks zelfs geen boterhammetje kan kopen in de kantine – geen personeelskaart, geen geld! –, raak ik helemaal in paniek. En wat doet een man dan? Hij belt zijn vrouw, zijn steun en toeverlaat. “Je portefeuille? O, die ligt hier naast me in de auto. Erg vervelend voor je, sukkeltje.” En als ze me zo noemt, dan ‘ben’ ik helemaal verloren.